De verhuurder moet aan de huurder een minimumbijdrage in de verhuiskostenvergoeding betalen als een huurder tijdens renovatiewerkzaamheden (en niet bij dringende werkzaamheden) door de verhuurder moet verhuizen. In een eerdere blog hebben wij aangegeven dat het Hof Arnhem-Leeuwarden aan de Hoge Raad de vraag heeft voorgelegd of een huurder recht heeft op de wettelijke minimumbijdrage in de verhuiskostenvergoeding van € 6.505,- (voor 2022) als hij nauwelijks verhuiskosten maakt en intrekt in een door de verhuurder ter beschikking gestelde volledig ingerichte logeerwoning. De Hoge Raad heeft daarop geantwoord dat de huurder in dat geval geen recht heeft op een verhuiskostenvergoeding. De verhuurder moet aan de huurder een minimumbijdrage in de verhuiskostenvergoeding betalen als een huurder tijdens renovatiewerkzaamheden (en niet bij dringende werkzaamheden) door de verhuurder moet verhuizen. Renovatie wordt geacht te leiden tot een toename van het woongenot als gevolg van vervangende nieuwbouw of gedeeltelijke vernieuwing van een bestaande woning. In een eerdere blog hebben wij aangegeven dat het Hof Arnhem-Leeuwarden aan de Hoge Raad de vraag heeft voorgelegd of een huurder recht heeft op de wettelijke minimumbijdrage in de verhuiskostenvergoeding van € 6.505,- (voor 2022) als hij nauwelijks verhuiskosten maakt en intrekt in een door de verhuurder ter beschikking gestelde volledig ingerichte logeerwoning. De Hoge Raad heeft daarop geantwoord dat de huurder in dat geval geen recht heeft op een verhuiskostenvergoeding.

Er kunnen in de praktijk twee situaties worden onderscheiden:
  1. De huurder moet tijdens de renovatie elders blijven, maar maakt daarbij geen verhuis- en inrichtingskosten of maakt minder kosten dan de minimumbijdrage van € 6.505,-, zonder dat de verhuurder een ingerichte en gestoffeerde logeerwoning ter beschikking heeft gesteld;
  2. De huurder moet tijdens de renovatie elders blijven, maar de verhuurder heeft een ingerichte en gestoffeerde logeerwoning ter beschikking gesteld, waardoor de huurder zelf geen verhuis- en inrichtingskosten hoeft te maken.

Volgens de Hoge Raad brengt een redelijke uitleg van de wet mee dat een huurder in de situatie onder B geen recht heeft op de minimumbijdrage, omdat de verhuurder juist een redelijke en passende voorziening heeft getroffen om verhuis- en inrichtingskosten te voorkomen. Dat geldt ook als de verhuurder een volledig ingerichte en gestoffeerde logeerwoning aan de huurder heeft aangeboden, maar de huurder dit aanbod niet heeft aanvaard en er toch zelf voor kiest om elders te verblijven. Ook in dat geval heeft de huurder geen recht op de verhuiskostenvergoeding.

In de situatie onder A heeft de verhuurder geen voorziening getroffen om kosten te voorkomen en bestaat daarom wel een recht op de minimumbijdrage van € 6.505,-, ook als de huurder helemaal geen kosten heeft gemaakt. Het is dus voor woningcorporaties verstandig om een volledig ingerichte en gestoffeerde logeerwoning aan te bieden, omdat de huurder dan (ook bij een weigering van de logeerwoning) geen recht heeft op de minimumbijdrage. Daar passen twee kanttekeningen bij:

Eerste kanttekening

De aangeboden logeerwoning moet volgens de Hoge Raad wel een redelijke en passende voorziening zijn. Of daarvan sprake is hangt onder meer af van de ligging en kwaliteit van de logeerwoning, de duur van het verblijf in de logeerwoning, de vraag of enig deel van de inboedel moet worden verplaatst en de persoonlijke omstandigheden van de huurder. Als de aangeboden logeerwoning geen redelijke en passende voorziening is, heeft de huurder alsnog recht op de volledige minimumbijdrage. De Hoge Raad heeft duidelijk gesteld dat die logeerwoning in ieder geval volledig ingericht en gestoffeerd moet zijn.

De Hoge Raad laat hier dus een grote ruimte voor discussie. Het valt te verwachten dat er veel procedures zullen komen over de vraag of de aangeboden logeerwoning redelijk en passend is en of niet alsnog de minimumbijdrage is verschuldigd. De rechtspraak zal moeten uitwijzen wat een passende en redelijke voorziening is.

Tweede kanttekening

Het kan zijn dat de huurder alsnog kosten moet maken, ook al verblijft hij in een ingerichte logeerwoning. Denk bijvoorbeeld aan de kosten voor nieuwe gordijnen bij terugkeer in de eigen woning, omdat de gerenoveerde kozijnen een andere maatvoering hebben gekregen. Hoe vergoeding van die kosten juridisch vorm moet krijgen wordt bij het lezen van het arrest niet heel duidelijk. Ook hier zal de rechtspraak uiteindelijk meer duidelijkheid moeten verschaffen.

Als u vragen heeft over dit onderwerp, kunt u altijd contact met ons opnemen. Huisvestingsadvocaten verzorgt ook de cursus ‘Renovatie en sloop: een verdieping’. Kijk voor meer informatie over deze cursus op onze cursuswebsite.
 
cursusaanbod huisvestingsadvocaten

Telefoonnummer
088-4520200

E-mail
secretariaat@huisvestingsadvocaten.nl